A little / a few / little / few
There's too little money in my wallet. There were few tomatoes left. Can I have a little water, please? I see a few cows.
Om aan te geven dat je weinig, een beetje of een paar van iets hebt, gebruik je in het Engels de woorden: a little, a few, little en few. Deze woorden lijken veel op elkaar, maar toch gebruik je ze elk voor een andere situatie.
Wat hierbij belangrijk is, is het verschil tussen telbare en niet-telbare woorden. Telbare woorden zijn woorden die een meervoud hebben, zoals: tables, cats, children, trees. Niet-telbare woorden zijn woorden die geen meervoud hebben, zoals: water, money, salt. Je kan deze woorden niet tellen.
Little en few betekenen allebei weinig. Om te weten of je little of few moet gebruiken moet je weten of het zelfstandig naamwoord achter little of few telbaar of niet-telbaar is.
little: weinig + niet-telbaar: There's too little money in my wallet. few: weinig + telbaar: There were few tomatoes left.
Voor a little en a few gelden dezelfde regels over telbare woorden en niet-telbare woorden, zoals hierboven. Daarnaast hebben a little en a few ook allebei een andere betekenis in het Nederlands.
a little: een beetje + niet-telbaar: Can I have a little water, please? a few: een paar + telbaar: I see a few cows.
Oefeningen
Oefening 1: Invuloefening met a little, a few, little en few.
Oefening 2: Invuloefening met a little, a few, little en few.
Opdrachten
Opdracht 1: Samen met een klasgenoot ga je met behulp van een dobbelsteen zinnen bedenken met a little, a few, little of few. Stap 1: Vraag de docent om een dobbelsteen. Stap 2: Om de beurt werp je de dobbelsteen. Stap 3: Het aantal ogen van de dobbelsteen bepaalt of je een zin maakt met a little, a few, little of few. Bekijk hieronder welk aantal ogen van de dobbelsteen overeenkomt met welke actie
1: gooi opnieuw 2: maak een zin met a little 3: maak een zin met a few 4: maak een zin met little 5: maak een zin met few 6: gooi opnieuw