Past Simple

I worked at school yesterday. Last Friday my friend and I played a game.

De past simple gebruik je om te vertellen over iets dat in het verleden is gebeurd op een specifiek tijdstip. Je kan de past simple daarom ook herkennen aan de volgende signaalwoorden: yesterday, last week, last month, last year, etc. Ook als er een specifieke datum uit het verleden wordt genoemd is dat een signaal dat er iets in het verleden is gebeurd en ook dan gebruik je de past simple, bijvoorbeeld: Shakespeare wrote Romeo and Juliet in 1594.

Bij de past simple maak je gebruik van regelmatige werkwoorden en onregelmatige werkwoorden. De onregelmatige werkwoorden zijn werkwoorden waarvoor je geen regel kan leren. Deze werkwoorden moet je uit je hoofd leren. De lijst met onregelmatige werkwoorden kan je vinden op pagina 149 van je tekstboek. Een complete lijst kan je ook vinden op deze pagina. Hiervan is de eerste rij het hele werkwoord en de tweede rij is de past simple. De derde rij is het voltooid deelwoord, deze gebruik je voor onder andere de present perfect.

Voor de regelmatige werkwoorden moet je een regel leren. De regelmatige werkwoorden zijn alle werkwoorden die niet in de rijtjes van de onregelmatige werkwoorden staan. Als je uit je hoofd weet welke werkwoorden onregelmatig zijn, dan weet je ook welke werkwoorden regelmatig zijn. De regel die je moet leren is als volgt: achter elk werkwoord plak je -(e)d. Het regeltje in het kort is dus: ww + -(e)d. Je zet altijd -ed achter het werkwoord, behalve wanneer het werkwoord al eindigt op een 'e', dan zet je alleen nog een -d achter het werkwoord. Bestudeer de volgende voorbeelden:

  • I worked                             I lived
  • you worked                        you lived

  • he/she/it worked                he/she/it lived

  • we worked                         we lived

  • you worked                         you lived

  • they worked                        they lived

Werkwoorden die eindigen op medelinker + -y, eindigen met de past simple op -ied

  • I marry -> I married

Werkwoorden die eindigen op -c, eindigen met de past simple op -cked

  • I panic -> I panicked

Werkwoorden die eindigen op een medeklinker en waarvan de klemtoon ligt op de laatste lettergreep, krijgen een dubbele medeklinker in de past simple

  • I plan -> I planned

Werkwoorden die eindeigen op -l, krijgen altijd een dubbele -l in de past simple

  • I travel -> I travelled

Vragen

Om een vraag te maken in de verleden tijd zet je altijd het hulpwerkwoord 'did' vooraan de zin. 'Did' is de verleden tijd van het werkwoord 'do'. Daarnaast gebruik je altijd het hele werkwoord in de zin, zonder -ed.

  • Did I watch tv last night?
  • Did you watch tv last night?
  • Did he watch tv last night?
  • Did she watch tv last night?
  • Did it watch tv last night?
  • Did we watch tv last night?
  • Did you watch tv last night?
  • Did they watch tv last night?

Wanneer je van een bevestigende zin in de past simple een vraag wil maken, plak je altijd 'did' vooraan de zin en haal je -ed van het werkwoord weg. Kijk maar naar het volgende voorbeeld.

We worked very hard yesterday. -> Did we work very hard yesterday?

Wanneer je een opgave krijgt waarbij je het werkwoord tussen haakjes op de lege plekjes in de vraag moet zetten, zet je altijd 'did' vooraan de zin en neem je het werkwoord tussen haakjes over. Kijk maar naar het volgende voorbeeld.

_____ she _____ (walk) to school yesterday? -> Did she walk to school yesterday?

Ontkenningen

Om een ontkenning te maken in de past simple heb je weer het hulpwerkwoord 'did' nodig, je zet namelijk altijd did not of de afkorting didn't voor het hele werkwoord zonder -ed.

  • I did not / didn't watch tv last night.
  • You did not / didn't watch tv last night.
  • She did not / didn't watch tv last night.
  • He did not / didn't watch tv last night.
  • It did not / didn't watch tv last night.
  • We did not / didn't watch tv last night.
  • You did not / didn't watch tv last night.
  • They did not / didn't watch tv last night.

Wanneer je van een bevestigende zin in de past simple een ontkenning wil maken, plak je altijd did not of didn't voor het werkwoord en haal je -ed van het werkwoord af. Kijk maar naar het volgende voorbeeld.

We worked very hard yesterday. ->We didn't work very hard yesterday.

Wanneer je een opgave krijgt waarbij je het werkwoord tussen haakjes op de lege plekjes in de zin moet zetten, kan je aan het woordje not voor het werkwoord herkennen dat je een ontkennende zin moet maken. Je kan dan did invullen en not en het werkwoord tussen haakjes overnemen. Did en not mag je dan ook afkorten tot didn't. Kijk maar naar het volgende voorbeeld.

She _____ (not walk) to school yesterday. -> She did not walk to school yesterday? óf She didn't walk to school yesterday.

Past simple oepassen

In grammatica oefeningen moet je de past simple kunnen toepassen in de zin. Hieronder kan je zien hoe we dat doen. Links kan je de vragen zien die je kan verwachten in oefeningen en op de toets. Aan de rechterkant kan je zien wat het antwoord moet zijn. 

Vraag

  • The police ... (not / catch) the thief.
  • The students ... (study) all night.
  • Suddenly, the phone ... (ring).
  • ... (you / listen) to me?

Antwoord

  • The police didn't catch the thief. (didn't voor het hele werkwoord)
  • The students studied all night. (-ed achter het ww, -y verandert in -ie)
  • Suddenly the phone rang. (onregelmatig werkwoord, tweede rijtje)
  • Did you listen to me? (Did vooraan de zin, onderwerp, hele werkwoord)

Oefeningen

Oefening 1: Vul de past simple in, alleen regelmatige werkwoorden

Oefening 2: Vul de onregelmatige werkwoorden in. Gebruik de werkwoorden uit de eerste zin en vul de past simple vorm in in de tweede zin.

Oefening 3: Vul de past simple in, zowel regelmatig als onregelmatige werkwoorden. Gebruik de werkwoorden tussen haakjes.

Oefening 4: Zet de zinnen in de verleden tijd, kijk hierbij naar de eerste zin. Gebruik zowel regelmatige als onregelmatige werkwoorden.

Test yourself

Ken jij alles over de past simple? Test jezelf dan met deze test. Je hebt een voldoende als je minstens 7 vragen goed hebt.

© 2020 English Grammar. Alle rechten voorbehouden.
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin