Veel en weinig
How much time is there left? There is little time left. How many minutes have we got? There are a few minutes left.
Veel en weinig hebben in het Engels meerdere betekenissen, zoals je in de bovenstaande voorbeelden kan zien. Veel kunnen we in het Engels vertalen met much of many. Weinig kunnen we in het Engels vertalen met little en few. Daarnaast kan je ook nog een beetje vertalen met a little en een paar kan je vertalen met a few. Deze verschillende vertalingen kan je niet door elkaar halen, daar is een regeltje voor. Om te weten welke vertaling je moet gebruiken moet je kijken of datgene waar je de hoeveelheid van wil aangeven in het enkelvoud of meervoud staat, oftewel kan je het tellen of niet?
Telbaar of ontelbaar
Je moet eerst weten of je het zelfstandig naamwoord telbaar is of ontelbaar. Je kan iets tellen wanneer er een meervoudsvorm van bestaat. Wanneer er geen meervoudsvorm van bestaat kan je het niet tellen. Hieronder staan een aantal voorbeelden van woorden die je kan tellen en woorden die je niet kan tellen.
Telbaar (meervoud)
Children (kinderen)
Books (boeken)
Cats (katten
Slices of bread (plakjes brood)
Sheep (schapen Let op! Het meervoud van sheep is hetzelfde als het enkelvoud, maar je kan het wel tellen)
Ontelbaar (enkelvoud)
Money (geld)
Time (tijd)
Water (water)
Bread (brood)
Sugar (suiker)
Much of many? (A) little of (a) few?
Nu we weten wat telbare en ontelbare woorden zijn kunnen we verder met veel en weinig. In de linkerkolom staan de vertalingen van veel en weinig die je bij telbare woorden kan gebruiken. In de rechterkolom staan de vertalingen van veel en weinig die je bij ontelbare woorden gebruikt. Ook volgen er een aantal voorbeelden.
Telbaar (meervoud)
Many (veel):
- How many cats have you got?
- There are so many people here!
- I have got many books.
Few (weinig):
- Very few people come to this place.
- I have got few problems with my old car.
- There are few cows in the meadow.
A few (een paar):
- There were only a few people at the store.
- I invited a few friends over to watch football together.
- We stayed in Paris for a few days.
Ontelbaar (enkelvoud)
Much (veel):
- How much money have you got?
- I don't drink much coffee.
- How much sugar would you like in your tea?
Little (weinig:
- There is little milk left in the fridge.
- I speak little French.
- You have drank too little water.
A little (een beetje):
- You have still got a little milk on your upper lip.
- Do you need a little money?
- I need a little more time to finish my homework.
Oefenen
Oefening 1: Kies tussen much en many
Oefening 2: Kies tussen much, many, little en few
Oefening 3: Kies tussen a little en a few