Who / which
That is the boy who stole my phone! He gave me a book which looked boring.
Who en which zijn betrekkelijke voornaamwoorden. Dat betekent dat deze woorden twee zinnen verbinden en verwijzen naar een ander woord in de zin. We gebruiken who om te verwijzen naar personen en we gebruiken which om te verwijzen naar dingen. Kijk maar naar de volgende voorbeelden:
- A doctor is a person who helps people. (verwijst naar 'a doctor')
- Tina has a bunch of flowers which her friend bought. (verwijst naar 'a bunch of flowers')
- I love the puppy which is jumping in the kitchen. (verijst naar 'the puppy')
- That is the man who saved my life. (verwijst naar 'the man')