Word order
Om zinnen in het Engels te kunnen schrijven en spreken moet je weten in welke volgorde je de woorden moet zetten. Hiervoor gebruik je een vaste volgorde, namelijk: wie, wat, waar, wanneer.
Wie: onderwerp
Wat: gezegde (wat doet het onderwerp?)
Waar: plaats (waar gebeurt het?)
Wanneer: tijd (wanneer gebeurt het?)
My family and I went on holiday to France last year.
- Wie: my family and I
Wat: went on holiday
Waar: to France
Wanneer: last year
Oefeningen
Oefening 1: Zet de woorden in de juiste volgorde. Bevestigende zinnen.
Oefening 2: Klik op de woorden om ze in de juiste volgorde in de zin te zetten. Bevestigende en ontkennende zinnen.
Oefening 3: Zet de woorden in de juiste volgorde. De zinnen bevatten een plaats- en tijdsbepaling.